In de luwte van de 20e eeuw

Bram en Geer van Velde, twee broers, allebei schilder, allebei in de jaren 20 naar Parijs verhuisd. Tot zo ver de overeenkomsten. Inhoudelijk kunnen de verschillen niet groter zijn. Alhoewel ze in dezelfde Parijse omgeving en in dezelfde tijd hebben gewerkt verschillen hun oeuvres als dag en nacht. Als iets duidelijk wordt in de tentoonstelling in Heerenveen is het dat. Museum Belvedère heeft de broers weer een keer samengebracht in een kleine, afgewogen expositie die zowel de ontwikkeling in de kunst van de 20e eeuw met enige vertraging zichtbaar maakt als ook de volkomen eigen weg die elk van de broers is gegaan. En niet alleen inhoudelijk. In Parijs is het tot een breuk gekomen die tijdens hun leven nooit meer geheeld is. In Heerenveen zijn ze weer samen, postuum.

Bram (1895-1981) en Geer (1898-1977) van Velde groeien onder armoedige omstandigheden op in Den Haag. Armoede en sociaal isolement, twee omstandigheden die het leven van met name Bram tot het einde toe zouden kenmerken. Na de lagere school gaan de twee zoons werken bij een schilder- en decoratiebedrijf. Daar leren ze de technische kanten van het vak en als er even wat minder werk is besteden ze hun tijd aan het kopiëren van schilderijen. Zo ontluikt hun talent dat door de baas verder gestimuleerd wordt. Via Worpswede, een kunstenaarskolonie in Duitsland waar hij het expressionisme leert kennen, vertrekt Bram in 1924 naar Parijs.Geer volgt even later.

Parijs was in het interbellum het mondiale centrum van de beeldende kunst. Picasso, Braque, Gris, Matisse, Mondriaan, de toonaangevende kunstenaars hadden er hun atelier. Wat er aan vernieuwing plaats vond, kwam uit Parijs. Net als trouwens op het gebied van literatuur, theater, dans. Typisch voor Bram, en in mindere mate voor Geer, is dat hij aan de zijlijn is blijven staan. Ze gingen allebei hun eigen gang, hadden weinig geld en werden door de kenners die er toe deden maar langzaam opgemerkt. Je zou kunnen zeggen dat ze in de luwte van de grote artistieke ontwikkelingen van de 20e eeuw hun werk hebben gemaakt. In Belvedère wordt dat in beeld gebracht door twee doeken uit het begin. In Minuit (1936) van Geer zien we de echo van Picasso, het schilderen naar de waarneming die op kubistische manier uiteengehaald wordt. Bram blijkt nog zeer geïnspireerd door de mediterrane panorama’s van Matisse. En zo kun je de sporen van meer grote meesters uit de 20e eeuw aanwijzen. Gaandeweg hun carrière ontwikkelen ze zich in uiteenlopende richtingen. Geer is de man van het licht, de vorm en vooral de analyse. Wat hij waarneemt brengt hij terug tot abstracte vormen en schept daarmee een nieuwe wereld op doek die bepaald wordt door maat en compositie, en zo noemt hij veel van zijn latere schilderijen ook, naar de mode van de tijd. Zijn werk is sereen, evenwichtig.

Bram is de meer gekwelde van de twee en zo schildert hij ook. Hij zat aan de andere kant van het artistieke spectrum, niet de waarneming was zijn uitgangspunt maar de beleving en de uitdrukking daarvan. Bij hem was het niet de visuele verwerking van de buitenwereld, hij zocht de bodem van zijn bestaan en probeerde aan die bijna existentiële drift expressie te geven. Hij was goed bevriend met de schrijver Samuel Beckett die als eerste over de Van Veldes schreef en die in de eenzelvige Bram ongetwijfeld materiaal vond voor de personen uit zijn boeken als Wachten op Godot. Bram uitte zich in heftige, expressieve beelden. Een driftig schilderende hand, snel en dynamisch, heftige kleurcontrasten, kortom een emotionele spiegel van de lijdende ziel. Aan het einde van de mooie tentoonstelling blijkt hoe ver de twee broers uit elkaar waren gegroeid.

Gepubliceerd in Het Financieele Dagblad, bijlage Persoonlijk 27 november 2010




Terug naar overzicht