Tuned in

Over het werk van Alan Uglow

In het werk van Alan Uglow woedt een strijd om het oppervlak. Een strijd die altijd maar doorgaat, schilderij na schilderij. Wat zich op het eerste oog aandient als rust, eenvoud, evenwicht is misleidend. Schijn bedriegt. Bij weinig schilders tref je zo ontelbaar veel verschillende oppervlaktes aan, elk anders van maat en spanning. Maar wel altijd monochroom geschilderd. De harmonie die Uglow bereikt is veel meer dan passen en meten, verdelen en componeren. De vlakken die hij met geometrische precisie schildert, blijken hun bijzondere spanning te krijgen door toedoen van licht, ruimte, kleur, tijd. Alles wat zich voordoet in de wereld van de kijker, in zijn waarneming en zijn beleving, bij nader inzien.

Je kunt Alan Uglow (Luton, 1941) plaatsen in de 20e-eeuwse ontwikkeling van de abstracte kunst. De kunst van Mondriaan, Ad Reinhardt, Newman, Ryman. Dat is waar in zoverre het gaat om het verlangen de zichtbare werkelijkheid om te zetten in vorm en proportie. Maar dan wel zonder spirituele, religieuze of ideologische bedoeling. What you see is what you get. De wereld die hij zintuiglijk waarneemt is zijn bron. Wat hij ziet, ruikt, hoort, voelt. Een stadionhek, de vorm van een personeelsadvertentie, een krantenkop, een voetbalveld, geluid.

Zijn oudste herinnering aan waarneming is de oorlog: de nachtelijke raids, het lawaai van sirenes, de geur en de vorm van een gasmasker, het vuur. “It was strange to experience situations where I must have been two or three years old when I started to take in what was happening. It was an awakening that I could only give meaning to much later on.”

In 1969 besluit hij Engeland in te ruilen voor New York. Pubs die om 11 uur sluiten, de metro die na 12 niet meer rijdt. Waarom zou je er blijven? Londen maakt plaats voor de overweldiging van de nieuwe vrijheid en turbulentie van New York. Zijn relatie tot zijn buitenwereld is altijd intuïtief, nooit gepland of strategisch. Dat maakt dat hij altijd werkt onder een hoge druk en vanuit een grote innerlijke spanning die hem telkens weer drijven naar een volgend doek, ook al ziet het er in al zijn rust en eenvoud uit alsof het zichzelf gemaakt heeft. Uglow oogt cool. Het voetbalstadion zou je als metafoor kunnen zien voor zijn beleving van de wereld. Een orgie van emotie, beweging en visuele dynamiek rond een groene rechthoekige vlakte die met brede witte lijnen is verdeeld in kleinere proporties. Afhankelijk van de positie van de toeschouwer krijgen de kalklijnen hun arbitraire betekenis. Binnen de lijnen voltrekt zich het spel, de lijnen scheiden dat wat ertoe doet en dat wat overblijft. Bij Uglow doet alles ertoe. De lijnen die zijn schilderkunstige veld afbakenen vallen samen met de randen van het schilderij. Het beeld wordt daarmee gelijk aan het schilderij. Niets valt er nog buiten. Het beeld is compleet, geordend, in evenwicht. Een hard bevochten harmonie als de gewoonste zaak van de wereld. Elk doek zijn eigen harmonie, zijn eigen deling, tot stand gebracht door lijnen die het hele vlak doorsnijden, en zo nieuwe vlakken maken, altijd monochroom. Soms is er alleen maar sprake van aanzetten van deling. Haaks op de randen van een doek staan soms smalle rechthoekige vlakken die de suggestie wekken een vlak te delen maar dat niet effectief voltrekken. De aanzet volstaat, de echte deling vindt plaats in het hoofd van de kijker.

Alan Uglow trekt de kijker ook op andere manier in zijn werk. Door zijn doeken af en toe zo laag aan de muur te hangen dat er een spanning ontstaat tussen wat muur en wat vloer is. Niet alleen de ogen, ook de voeten van de kijker doen mee. Waar sta je? Waar ben je? Alsof de kunstenaar het doek voor vergeestelijking wil behoeden en het naar de aarde trekt. Daar waar de voetballijnen zijn. Hij kan daarin nog verder gaan. Door de doeken echt op de grond te zetten en tegen de muur te laten leunen. Alsof ze staan te wachten, op iets of iemand. Zo legt Uglow een nog groter nadruk op de materiële wereld, onze bestaande wereld, de wereld waarin zijn werk functioneert.

De strijd om het oppervlak vindt ook op intiemer niveau plaats. De lijnen die de deling tot stand brengen, zijn zorgvuldig overwogen. Daarin zijn ze ook dwingend, zo dwingend dat het monochrome vlak er ingeperst lijkt. Er staat altijd een druk op de lijnen, in sterkte wisselend per kleur. Het maakt je bewust van de typische eigenschappen van de kleur. Bordeauxrood, nachtblauw, zwart, okergeel, grijs en de sterkste kleur in het werk van Uglow: wit. Elke kleur haar eigen warmte, massiviteit, zeggingskracht die door de begrenzingen gebundeld worden. Niet vreemd dat een lijn die meetkundig zuiver is toch een kromming lijkt te tonen. Alsof de druk te groot wordt, de lijn wijkt en de kleur dreigt uit te breken. Hoeveel kleur kan het menselijk oog in één oogopslag waarnemen zonder dat het kleurvlak naar de randen toe verandert van intensiteit? Zonder dat dus het geometrische vlak in onze waarneming vervormt? Zonder dat dus de rechte lijn bezwijkt? Bij Uglow is dat niet heel groot en dat zegt veel over de intensiteit van zijn monochroom geschilderde vlakken.

En als we het oog nog nauwkeuriger richten, dan komen we daar waar het gevecht echt begint. Bij de penseelstreek. Elk vlak op een schilderij schildert Uglow met een andere kwast, variërend in dikte. Of brengt hij aan met een roller waarbij het ene vlak veel meer gerold wordt dan het andere en de kleur indringender wordt. Daarbij wisselt hij per vlak ook van strijkrichting. Dat alles maakt dat er heel subtiele verschillen ontstaan in de mate waarin het licht blijft hangen aan het oppervlak. Of in de richting waarin het licht over het vlak glijdt. Het levert in ieder geval ook een ontelbaar aantal witten op die zich in hevigheid van elkaar onderscheiden. Het steeds andere wit, de handtekening van Alan Uglow. Als je zo, door verschil in textuur, kleur, licht, absorptie, ook het kleinste vlak nog een eigen karakter weet te geven, dan is compositie uiteindelijk een harmonie van tegendelen. In dat doorgedreven gevecht om de harmonie bezweert Uglow de chaos. Door het scheppen van schoonheid, door het sublieme.

Als de schoonheid daar is, lijkt de strijd ver weg. Dat is de schijn van Alan Uglow. In het bevochten evenwicht waar orde en rust heersen, schijnen de dingen tot stilstand gekomen. En ook dat nooit helemaal. Want morgen schijnt weer een ander licht. En ziet het gevecht om de oppervlakte er weer anders uit. Bij nader inzien.

Frits de Coninck

Breda, augustus 2007




Terug naar overzicht