Robert Therrien

Oversized en ondermaats

De Amerikaan Robert Therrien heeft een voorliefde voor alledaagse voorwerpen. Maar de manier waarop hij er mee omgaat is – letterlijk – buitensporig.

door Frits de Coninck

Alles wat Robert Therrien (1947, woont en werkt in Los Angeles) maakt is buitenmaats. Zijn klaptafels en stoelen zijn meters hoog, er staat een roestvrijstalen oliekan van 2,5 meter, een stapel van twintig oversized borden reikt tot een hoogte van 2 meter 40. In zijn werk op papier heeft hij de verhouding omgekeerd: de kleine afbeeldingen zwemmen in de grote leegte van het blad. Met zo’n verandering van verhouding verander je ook als kijker. Je voelt je te midden van zijn beelden een reus of een lilliputter, al naargelang.

Op een foto van een installatie in zijn atelier, zonder bezoeker dus, lijkt er niks aan de hand. Een stapel borden, een tafel met vier stoelen, op het eerste oog weinig bijzonders. Heel herkenbaar, in ieder geval heel alledaags. Tot je een foto ziet van een tafel met een vrouw eronder die moet springen om de onderkant van het tafelblad te raken of tot je, nog beter, op de tentoonstelling mensen ziet lopen om en soms onder de beelden. Niets lijkt werkelijk terwijl het er allemaal zo gewoon uitziet. Maar het gewone is hier vervreemdend. De verhouding die de dingen op hun plaats zet, is gemanipuleerd en daarmee raak je het houvast kwijt. De tafels zijn veel te groot, of de ruimte is veel te klein. De miniatuurafbeeldingen op die veel te grote schijven, de oversized borstel of de mini-duiveltjes op die grote zeefdrukken. Het duizelt je als je voor de eerste keer tussen zijn installaties loopt. En altijd zijn het alledaagse gebruiksvoorwerpen. Een schoenendoos, een kist, een spiegel, dingen die hij zich herinnert uit zijn kindertijd en waaraan een persoonlijke geschiedenis verbonden is. Wat hij doet is een vorm van recycling. Hij herschept een bekend object in een andere maat en in ander materiaal. Daarmee krijgt het een andere identiteit en wordt het volkomen vanzelfsprekende ineens bijzonder, met een eigen verhaal en een eigen beleving. Een installatie van Therrien is altijd meer dan wat je ziet.

Het liefst kiest hij een massaproduct als uitgangspunt, juist omdat het zo algemeen verspreid en van iedereen is. Zijn installaties van gestapelde borden gaan terug op het servies van Buffalo China dat ontworpen is in 1901 en waar Amerikaanse huisvrouwen voor konden sparen bij aankoop van een bepaald merk zeep. Voor de vouwtafels, een praktisch en goedkoop meubel voor de klein behuisde burger, gebruikt hij het model van de Columbus Specialty Company. Zo’n bord of tafel maakt hij uiterst zorgvuldig na, beter gezegd: hij transformeert het in een andere werkelijkheid. Een bord is niet van aardewerk maar van epoxy of plastic. Een tafel is van staal, aluminium en textiel en net iets anders van kleur. Hij brengt subtiele veranderingen aan die de relatie verfijnen tussen het object en de kijker. De borden lijken achteloos gestapeld, de tafel en stoelen zijn schijnbaar toevallig neergezet. In werkelijkheid is Therrien eindeloos met foto’s in de weer om een plaats in de gegeven ruimte te vinden die het ideale perspectief biedt op zijn werk. Als het perspectief perfect is, heb je het als kijker niet eens in de gaten en word je ongemerkt een andere, fictieve wereld in getrokken. Zorgvuldig geënsceneerd, tot in de details beheerst.

Kolossus

Therriens beelden zijn uitgesproken sculpturaal. De proporties kloppen, alleen de maat blaast hij op tot 3,5 keer het origineel. Daarmee verandert hij de fysieke werkelijkheid van het object. Het is geen bord meer om van te eten, geen stoel meer om op te zitten. Het zijn beelden geworden, autonoom en dus van hun praktische functie bevrijd. Het archetypische voorbeeld voor deze gigantische maatverandering is de kolossus van Rodos, in de Oudheid een van de zeven wereldwonderen. Of, naar voorbeeld hiervan, het kolossale beeld dat keizer Nero van zichzelf liet maken. Het verhief Nero boven de sterfelijke mens. Hij werd een godheid, perfect van proportie, volmaakt van geest. De gewone Romein voelde zich ten opzichte van dat gigantische beeld klein en nederig. Therrien ontdekte begin jaren negentig wat de schaal kon betekenen voor het beeld dat hij zocht. Hij gebruikte Polaroids om beelden in zijn atelier vast te leggen en zag hoe de betrekkelijke vaagheid van die snapshots de ruimtelijkheid en de diepte wat weghaalde. Hij zag hoe de verhouding tussen het ding en zijn omgeving daarmee veranderde. In die tijd tikte hij in een tweedehands winkel een schaalmodel van een schuur op de kop en fotografeerde dat met weglating van de omgeving zodat de schaal wegviel. Het speelgoedding werd een realistische, menselijke ruimte.

Een herinnering. Als klein kind speelde ik onder de keukentafel met mijn Dinky Toys. Ik voelde me een reus ten opzichte van die nauwkeurig op schaal verkleinde autootjes en probeerde me zo klein mogelijk te maken om me een te voelen met mijn speelgoed. De wereld was begrensd door vier reusachtige tafelpoten die als kolommen oprezen. En daar tussendoor zag ik grotemensenbenen bewegen. Ik was een dwerg tussen reuzen. Zo’n zelfde verschuiving van perspectief realiseert Therrien met zijn beelden. Hij maakt er een autonome wereld van die je als kijker betreedt en die associërenderwijs een beleving op gang brengt. De bezoeker ziet een veel te grote stoel en wordt zelf gereduceerd tot een kleuter die tussen de tafelpoten speelt. Door de verandering van schaal heeft Therrien het object naar een andere realiteit getild, terwijl het herkenbaar blijft als bord, oliekan, tafel of stoel. Zo schept hij een wereld die we wel én niet kennen.

Frits de Coninck is kunstcriticus

'Robert Therrien. Sculpturen en tekeningen', 29 januari t/m 15 mei, De Pont, Wilhelminapark 1, Tilburg; di t/m zo11-17; MK gratis; publicatie € XX,XX; www.depont.nl




Terug naar overzicht