Nathaniël Mellors Een hedendaagse schedenschets

Mellors werk bestaat uit absurdistische scripts voor psychedelisch theater, films, video, performances en voor beeldhouwkunst. En dat alles bij voorkeur gecombineerd tot een Gesamtkunstwerk, met een bijzondere rol voor de taal.

door Frits de Coninck

Het werk van de Britse beeldend kunstenaar Nathaniel Mellors (1974) staat volop in de aandacht. Na zijn expositie in de Haarlemse Hallen en in het Amsterdamse SMART heeft hij nu in het Cobramuseum zijn derde tentoonstelling in korte tijd, dit keer ter gelegenheid van de Cobra Kunstprijs 2011. De wereld waar Mellors ons binnenvoert is net zo vermakelijk als absurd. Het verhaal dat zijn werk vertelt mag dan grillig zijn, er is wel degelijk een consistente vorm. Toen hij begon aan de eerste aflevering van Ourhouse, een reeks die uit zes afleveringen moet gaan bestaan, schreef hij het script voor de hele reeks. Hij wilde voorkomen dat het project een gefragmenteerd, vrijblijvend visueel spel zou worden. In The Cure of Folly, de derde aflevering, zien we een schrijver, Charles, die lopend in zijn bibliotheek klaagt over het verdwijnen van de boeken over wreedheid, theater en de Vlaamse Primitieven. In een volgende scène zien we hoe een oudere man, 'The Object' geheten, de boeken verscheurt, vervolgens de bladzijden opeet, waarna ze als verteerde bruine smurrie uit zijn mond gulpen. In dat boek blijken twee schilderijen van Hieronymus Bosch een belangrijke rol te spelen, De Hooiwagen en De Keisnijding die verderop in de film tot leven komen – een middeleeuws aandoende optocht van krankzinnig uitgedoste, zelfverminkende mannen die op een hooiwagen over de glooiende akkers trekken, op zoek naar de Steen, niet die van de Wijsheid maar van de Waanzin. The Nest, dat in het Cobramuseum is te zien, is het vierde deel van Ourhouse. Ook hier treedt de mens op in allerlei absurde en ook weer ernstige gedaantes die allemaal denkbaar en fantaseerbaar zijn. Mellors’ verhaal werkt als een spiegel met alle vertekeningen die daarbij horen. We zien vooral onszelf, zoals we ons ook herkennen in de wereld van Bosch.

Kijken naar een film van Mellors lijkt op zappen. Het levert een wonderlijk mengsel op van realistische beelden en fantasiewezens, kolder en wreedheid, keurig geklede mensen van vlees en bloed naast sprekende maskers, dialogen die alle kanten uitschieten en serieuze verwijzingen naar oude bronnen van kunst en cultuur. Die soms hilarische en vooral satirische wereld, die zich afspeelt in een onbestemde tijd wordt bijeengehouden door een zorgvuldig geconstrueerde structuur waarin verschillende verhalen in elkaar gevlochten zijn, over de grenzen van heden en verleden heen. Ze hebben het karakter van een eigentijdse zedenschets. Helemaal snappen doe je zijn films echter nooit.

kijkdoos

Het werk van Mellors is een gesloten wereld van associatie, verwijzing en fantasie, maar die toch vooral naar zichzelf wijst. Soms doet hij dat ook heel letterlijk. Giantbum uit 2008, een installatie die bestaat uit twee videofilms die gelijktijdig naast elkaar worden geprojecteerd, toont een groep ontdekkingsreizigers die verdwaald is in het lichaam van een reus. Hun leider wordt eropuit gestuurd om via de ingewanden een uitweg te vinden naar de buitenwereld. Hij komt als een wedergeborene terug, na zich te hebben overgegeven aan kannibalisme en poep-eten. Hij voelt zich een soort God, wat tot hilarische bespiegelingen leidt tussen hem en de groep. Op de ene video zien we de theateruitvoering van dit verhaal in een lege zaal. De andere video toont de repetitie. Zo wordt de kijker twee werkelijkheden ingevoerd die naar elkaar verwijzen, en raak je mede door de verduisterde ruimte waarin de projectie plaatsvindt los van je eigen werkelijkheid. Eenmaal buiten wacht nog een verrassing. Drie levensechte maskers, naar model van een van de spelers in het stuk en aangedreven door een zichtbaar elektrisch mechanisme, bewegen naar elkaar toe en zingen in koor “Freedom”, terwijl de kijker de zaal net verlaten heeft met het gevoel dat er geen uitweg meer is.

Mellors maakt gebruik van professionele acteurs uit zijn vriendenkring, en vaak dezelfde. Ook dat versterkt het gevoel dat alles samenhangt met elkaar, hoe bont de scènes ook kunnen zijn. Soms is een figuur zo toegesneden op de persoon die de rol speelt, dat de acteur het verhaal als het ware stuurt. De sprekende maskers nemen ook in de videofilms een bijzondere plaats in. Gemaakt van flexibel materiaal, net een echte menselijke huid, wordt zo’n masker een bijna levende acteur in handen van een buikspreker. Soms ook treden de maskers op als bewegend autonoom beeld, zoals in Giantbum.

Dat wisselende gebruik van acteurs en sprekende maskers, van werkelijkheid en fantasie bevestigt het werk van Mellors als een klassieke groteske – grillig gevormde aan de fantasie ontsproten figuren in de gewelven van antieke Romeinse huizen. Zoiets als de films van Monty Python, de Cremaster-series van Matthew Barney of, verder terug in de geschiedenis, de satirische sprookjes van Rabelais (1494-1553) aan wie Mellors zelf zegt schatplichtig te zijn.

De tentoonstelling in het Cobramuseum is zo beschouwd ook een groteske. Naast zijn eigen werk heeft hij beelden gekozen uit de collectie, waaronder Man, the Witness van Karel Appel, een beschilderde stronk olijfhout uit 1959. En het doek dat cineast Jan Vrijman gebruikte om Karel Appel rechtstreeks in het gezicht te filmen terwijl hij erop aan het schilderen was. In het doek is een rond gat uitgesneden, groot genoeg om voor het oog van de camera de schilder aan het werk te zien. Dat doek met dat kijkgat maakt de tentoonstelling theatraal, net zoals Mellors videofilms: de wereld als kijkdoos.

En waar het over gaat? Dat valt amper te zeggen, juist omdat woorden tekortschieten. Ontregeling van de taal is naast de satire een ander belangrijk thema in Mellors werk. Woorden betekenen bij hem niet wat ze doorgaans betekenen. Hij voert dialogen door tot in het ongerijmde of onderbreekt ze juist als ze een samenhangend verhaal lijken te gaan vormen. Op het moment dat we iets denken te snappen, krijgt het verhaal een volkomen onvoorspelbare wending en worden we een andere richting in gestuurd. En als de taal ontregelt, wordt alles ontregeld, ook de macht. Want taal is macht, zo lijkt Mellors ons te willen zeggen. In Ourhouse – The Cure of Folly is een van de zonderlinge figuren bezig een diep gat in de aarde te graven. “Ik stop de woorden in de grond”, zo verklaart hij zijn verbeten uitgevoerde arbeid. Woorden in de grond stoppen, een boek opeten en verteren tot pulp. De gewone taal voldoet niet meer. Beelden nemen het over, fantastische beelden, met een eigen taal.

Gepubliceerd in Museumtijdschrift, nr. 8, december 2011




Terug naar overzicht