Ongemakkelijke knuffels en onderdrukte herinneringen

 

 

Wat bedoeld was als een tussentijdse overzichtstentoonstelling, is nu een retrospectieve geworden. In februari van dit jaar koos Mike Kelley (Detroit,1954) voor de dood en daarmee kwam een voortijdig einde aan het oeuvre van een van de belangrijkste kunstenaars van onze tijd. De tentoonstelling moest dus van karakter veranderen. Geen kritische tussenbalans meer maar een chronologisch geordende, klassieke tentoonstelling die het zicht opent op het grote verhaal in zijn werk dat zich stap voor stap heeft ontwikkeld, en dat nu tot een eind is gekomen. En wat jaren geleden al als de openingstentoonstelling van het vernieuwde Stedelijk geprogrammeerd was is, enkele maanden later, de blikvanger die de ambities van het herrezen museum zichtbaar maakt.

 

Vanaf de jaren negentig is Kelley op alle grote manifestaties overal ter wereld aanwezig geweest. Er kon geen Biënnale of Documenta georganiseerd worden zonder zijn werk. In Nederland was het eerder te zien in Arnhem (Sonsbeek 1993) en Van Abbe (1997). De laatste grote overzichtstentoonstelling in Europa was in het Brusselse kunstcentrum Wiels waar het werk van 1995 tot 2008 te zien was. Wat hem zo bijzonder maakte was dat hij in elk volgend werk weer een stap verder ging, zowel inhoudelijk als stilistisch. Nog meer poken in gevoelens en herinneringen die wij, de mensen van deze tijd, soms diep weggestopt hebben en die niet altijd even aangenaam zijn. De kijker nog meer met het besef treffen dat hij zijn eigen onderbewustzijn weerspiegeld ziet. En ook in vorm zijn werk nog breder laten uitwaaieren. Er zijn weinig kunstenaars die stilistisch zo veelzijdig zijn. Hij heeft van zowat alle denkbare media gebruik gemaakt: schilderijen, video’s, sculpturen, performances, tekeningen, maquettes, muziek, installaties, objets trouvés, foto’s, teksten. Alles was denkbaar, en het denkbare werd altijd persoonlijk.

In het Stedelijk zijn zo’n 200 werken te zien, en dat is maar een selectie waarvan het oudste werk uit begin ’70 dateert en het laatste kort voor zijn dood gemaakt is. Het idee voor deze tentoonstelling was nog van Gijs van Tuyl, de vorige directeur, die in 2006 werk van Kelley aankocht, de video-installaties Black Curtain en Schwitching Mary’s. Alleen al bijzonder omdat Kelley in openbare Nederlandse collectis nauwelijks is vertegenwoordigd. Voor Ann Goldstein, de nieuwe directeur, een kwestie van thuiskomen. Voor het Museum of Contemporary Art in Los Angeles waaraan zij als conservator verbonden was, werkte ze al met Mike Kelley die in Los Angeles zijn basis had. Een van de eerste werken die zij voor het museum verwierf was van hem. In nauwe samenwerking met de Mike Kelley Foundation for the Arts, de studio van Kelley die ook na zijn dood door functioneert, heeft ze deze tentoonstelling gemaakt, de eerste echte retrospectieve. De tentoonstelling zet ook het Stedelijk weer op de internationale kaart. Want waar het museum in de jaren 70 en 80 een min of vanzelfsprekende halte was op de wereldtournee van grote tentoonstellingen langs de belangrijke musea voor hedendaagse kunst, is die positie daarna langzaam maar zeker afgebrokkeld. Het Stedelijk had zijn prominente plaats in het grote circuit verloren. En nu, door voortvarend artistiek beleid en effectieve fondsenwerving, staat het er weer. Het eerste grote retrospectief van een van de invloedrijkste kunstenaars van onze tijd is eerst in Amsterdam te zien, en reist daarna naar het Centre Pompidou, en vervolgens naar het MOMA in New York en tenslotte naar Los Angeles.

 

Hoe toegang te krijgen tot dit complexe oeuvre? Waar te beginnen met het verhaal? Kelley zelf zet ons op een spoor. Hij was een beeldend kunstenaar die ook teksten schreef over zijn werk, en ook nog eens ongewoon helder. Over Educational Complex bijvoorbeeld, een werk uit 1995, dat we als een sleutelwerk kunnen beschouwen. Het bestaat uit een aantal heel precies op schaal gemaakte gebouwen, heel verschillend in stijl en grootte. Het heeft alles weg van een maquette die men tegen kan komen in een cultureel-historisch museum en die een waarheidsgetrouw beeld moet geven van een verdwenen of nog te bouwen stad. Kelley bouwde een utopisch ogend architectuurmodel dat bestond uit replica’s van alle scholen waar hij ooit had opgezeten, alsmede van het huis waarin hij opgegroeid was. Voor het exterieur maakte hij gebruik van foto’s en tekeningen. De binnenruimte reconstrueerde hij helemaal vanuit het eigen geheugen, maar daar bleken gaten in te zijn. Vergeten ruimtes die hij ook duidelijk in beeld brengt. Dat levert gangen op die in niets eindigen of lokalen die niet kloppen. Juist in vergelijking met de precisie van de bouwsels, krijgen die leegtes een lading. Waarom onheilspellend? Kelley zelf legt het uit in een van zijn teksten. Hij heeft het daar over zijn fascinatie voor het Repressed Memory Syndrom, een toestand waarin traumatische jeugdervaringen (vooral seksueel misbruik) zo sterk worden onderdrukt dat ze uiteindelijk worden vergeten. En met die uitleg zijn we bij de bron van de onaangename associatie die de vergeten plekken oproepen. Want Kelley draait het proces heel geraffineerd om. Als de loze gangen en gemankeerde lokalen vergeten zijn, dan heeft hij die beelden volgens die theorie kennelijk onderdrukt om een trauma te verdrijven. En dan is het nog maar een heel kleine stap naar de associatie met misbruik die het in de massamedia zo goed doet. Kelley wijst nog een andere bron aan voor de collectieve waan die op gezette tijden toeslaat. Dat is False Memory Syndrom waarbij er eigenlijk geen sprake is van verdringing maar waarbij therapeuten zélf valse herinneringen bij hun patiënten inplanten. De film Jagten van Thomas Vinterberg die nu zo’n succes oogst, is er een illustratie van. 

Educational Complex is, juist door wat er niet te zien is, een verbeelding van beladen en gemankeerde herinneringen, vermeend of niet. Van angst en dreiging ook die in ons collectieve bewustzijn liggen opgeslagen en die Freud Das Unheimliche noemt. En in de woorden van Kelley zelf: the Uncanny.

 

Hoe gevoelig het publiek reageert op het aanraken van verdrongen trauma’s, hoe zeer de collectieve verbeelding geprikkeld kan worden als het gaat om zaken die zich in de krochten en kelders van onze wereld zouden afspelen, had Kelley al eerder ervaren. In de jaren 80 maakte hij installaties met speelgoedbeesten die in het gebruik versleten, geamputeerd en vervuild waren geraakt. Zo’n vieze knuffel waar een kind maar geen afscheid kan nemen. Hij behandelde ze als formele objecten en groepeerde ze op tafels, op kleur, grootte of identiteit. Het publiek reageerde er onverwacht heftig op. Kennelijk werden de beesten geassocieerd met verlies, schaamte en zelfs met kindermisbruik. De reacties gingen zelfs zover dat de persoonlijke geschiedenis van Kelley erbij werd gehaald. Alsof hij in zijn vroege jeugd slachtoffer was geweest van misbruik. Kennelijk had hij aan een overgevoelige zenuw geraakt van angst en duistere instincten. Kelley besloot dit thema in zijn verdere werk te gaan gebruiken. Het publiek kreeg van hem dat wat het zo graag projecteerde.

De installatie “Half a Man” (1987-1991) die ook in het Stedelijk te zien is, is daar een resultaat van. Het werk zou zijn grote internationale doorbraak worden. Hij verzamelde gebruikte en vervuilde speelgoedbeesten en maakte er een textiele wandinstallatie van. Of plaatste ze op kleedjes op de grond, een beeld van verlatenheid. Door die knuffels zo te gebruiken haalde hij een icoon uit onze cultuur hardhandig onderuit. En gaf er zo, paradoxaal genoeg, een menselijk karakter aan. Wat Kelley aan de kaak stelt is het beeld dat wij van een speelgoedbeest hebben: geslachtsloos, zuiver, pluche en lief. Iets wat men aan een baby geeft om te zeggen hoe het moet zijn. Voor hem is zo’n beeld onmenselijk. Het is een vorm van perfectie die onbereikbaar is, in het bijzonder voor baby’s.

 

Mike Kelley was een ongelooflijk intelligente ontmaskeraar van onze tijd en onze cultuur. Hij trok de sluiers weg die over onze opvattingen en gebruiken liggen, hij raakte aan taboes, hij spitte in het schimmige gebied van verborgen verlangens, fobieën, angsten en schaamte. Niet als zijn  eigen particuliere domein. Wat hij aan ongemakkelijks opschudde, gaat over ons allemaal. Juist omdat zijn werk zo poëtisch is, kan het zo dichtbij komen. Mike Kelley zocht het beeld in het gewone, het alledaagse, en toonde daar de ongemakkelijke schoonheid van, op alle mogelijke manieren. Zijn stijl, voor zover je daarvan dus kunt spreken, schoot alle kanten uit. Hij was een uitgesproken strateeg die voor elk idee het meest passende medium zocht.  Zo werkte hij aan zijn grote verhaal waarbij elk werk een nieuw hoofdstuk vormde. Een verhaal met ook donkere kanten.

 

Gepubliceerd in Museumtijdschrift, januari 2013

 

 




Terug naar overzicht