Rebecca Horn - Het lichaam als epicentrum

Rebecca Horn heeft zich een eigen universum geschapen, waarvan het ziekenhuisbed de wieg is geweest.

door Frits de Coninck

Het zijn twee pregnante beelden die de tentoonstelling van Rebecca Horn (1944) een gezicht geven. Het eerste, het potloodmasker, is de blikvanger op de cover van de catalogus. Het is een foto van een performance uit 1972 en toont een vrouwengezicht dat ingesnoerd zit in een uit smalle leren riemen bestaand masker waarin op de snijpunten van de riempjes potloden zijn gemonteerd waarmee het gezicht tekent. Het is Rebecca Horn ten voeten uit. Alhoewel zij, zoals zo vaak in haar performances, niet zelf de hoofdrol speelde. Het gezichtsmasker is een verlengstuk van het lichaam, een prothese die een directe relatie legt tussen het lijf en de wereld. Niet een tekening vanuit de fijn afgestemde, alles controlerende hand, maar direct vanuit het lichaam, met schokkende, primitieve lijnen die zich aan de controle willen onttrekken. Dit geval van bodysculpture maakt het lichaam tot hoofdpersoon, en pas in tweede instantie de tekening die er het gevolg van is. Het masker hangt in Düsseldorf stil aan de witte museumwand, werkeloos en grijpt aan, juist omdat het afwezige gezicht zo voelbaar aanwezig is. Bij Rebecca Horn verliezen de attributen na de performance niets van hun zeggingskracht. Zo werkeloos zijn ze misschien nog wel geheimzinniger.

Het andere beeld siert de voorkant van de flyer die bij de tentoonstelling hoort. We zien een zwart-wit foto en profil van een vrouw wier naakte lichaam ingesnoerd is in witte banden, tot in de hals. Op het hoofd staat een kaarsrechte, witte hoorn die via banden aan het korset vastgemaakt is. Het is een still uit de video Der Einhorn uit 1970. Het verwijst onontkoombaar naar naar het middeleeuwse fabeldier zoals we dat kennen van de tapisserie uit het Parijse Musée de Cluny. In de zes hoofse scènes zijn een jonge adellijke vrouw en een eenhoorn de hoofdpersonen in een verhaal dat uitbeelding is van de zintuigen. De eenhoorn is in de middeleeuwse opvatting een wild beest dat alleen maar te temmen is als het zijn kop legt in de schoot van een maagd. Een fallische verwijzing. In de voorstelling van Rebecca Horn zijn vrouw en fabeldier samengevallen en heeft de vrouw het mannelijk symbool op het hoofd. Deze eenhoorn brengt ons bij een belangrijke lading in het werk van Horn. Haar werk verwijst naar literatuur, alchemie, mystiek, filosofie, naar haar eigen dromen, trauma’s en nachtmerries.

ziekenhuis

In haar studietijd heeft ze als gevolg van het werken met giftige materialen als glasvezel en polyester in afzondering in het sanatorium gelegen. Daarna heeft het nog twee jaar geduurd voor ze van de ernstige longaandoening hersteld was. In het sanatorium voelde ze zich gevangen, ingesnoerd, haar ziekenhuisbed was haar wereld. Ziekte, eenzaamheid en medicatie waren haar occupaties. Het is een verhaal dat in elk vraaggesprek met haar terugkeert. In een situatie van uiterste beperking, met een lichaam dat ineens niet meer vanzelfsprekend gezond is, is het lichamelijke het meest voor de hand liggende thema. En sindsdien wordt de mens in haar werk door een dwingende innerlijke kracht voortgedreven. Haar ziekenhuistekeningen uit die tijd zijn schetsen die voor het begrip van haar werk heel belangrijk zijn. Ze tonen de body-extensions, de ingrediënten van haar latere performances, sculpturen, teksten en tekeningen. We zien de bandages, trechters die een verlengstuk van de borsten zijn en op een ander moment weer dragers van het mannelijke zaad, het gezichtsmasker, de meters lange zwarte baard. Allemaal prothesen, met een onmiskenbaar erotische lading. In haar recente tekeningen heeft er een soort transformatie plaats gevonden. Het lichaam staat als thema nog altijd even centraal, maar de verschijningsvorm is ingrijpend veranderd. Haar bodylandscapes uit 2003 en 2004 zijn werken op papier met een verscheidenheid aan middelen. Ze hebben een hoge mate van abstractie en tegelijk een heel directe verhouding met het lichaam. Ze zijn menshoog en net zo breed als de armen reiken. Wegens die fysieke1 : 1-verhouding zijn ze voor de kijker heel direct. Je wordt meteen in een ruimte getrokken, en ruimtelijk zijn ze. Het wit van het papier werkt als een lege ruimte waarin tal van bewegingen zichtbaar zijn, met penseel, potlood, pen enzovoort. Al die warreling komt terecht in een subtiel patroon dat de compositie domineert en daarmee het beeld bijeenhoudt.

steen der wijzen

Rebecca Horn heeft zich van alle denkbare media bediend, en alles staat met alles in verband. Veel van haar tekeningen zijn schetsen voor haar films als Der Eintänzer (1978), La Ferdinanda (1981), en Busters Bedroom (1990), maar ook voor haar performances. Haar schildermachines zijn een verlengstuk van haar eigen hand, haar mechanische installaties roepen een verhaal op dat ze ook in haar performances vertelt, een verhaal dat erg hermetisch is. Tegelijk heeft haar werk ook een literaire dimensie, door de referenties naar schrijvers als Franz Kafka en Oscar Wilde, en door haar eigen poëzie. Zij heeft zich een eigen universum geschapen waarvan het ziekenhuisbed de wieg is geweest. Het epicentrum is haar lichaam, en opvallend genoeg niet haar leven. Althans niet de buitenkant van haar bestaan. Ze laat aan feiten heel weinig zien. Op de persconferentie in Düsseldorf was ze vooral zwijgzaam aanwezig, alsof ze optrad in haar eigen stomme film. Wie zo het eigen lichaam tot concept verheft en daarop een metafysische wereld bouwt, hoeft dat niet met allerlei commentaar nog eens te verduidelijken. Haar werk spreekt voor zich.

Circle for Broken Landscape uit 1997 neemt op de tentoonstelling een centrale plaats in. Net als vrijwel al haar andere ruimtelijke werk is ook dit gebaseerd op mechanische beweging. Vanuit een machine aan het plafond trekt een meters lange, dunne naald cirkels boven de vloer. In trage, aarzelende bewegingen. De cirkels worden kleiner en naderen het centrum, een kleine naald die recht op de vloer staat, precies in het midden van een getekende cirkel. In dat grote ronde vlak, bestrooid met pigment, staat een trechter met blauwe vloeistof en een met kwik en verder een paar brokken steen. Typisch stoffen die staan voor de alchemistische zoektocht. Net zo geheimzinnig cirkelt de lange naald steeds dichter naar het centrum van de vloer om de kleine naald uiteindelijk net niet te raken. Een naald die zijn evenwicht, de volmaakte stilte, nooit vindt. En plotseling begint een mechanische vlinder te fladderen, op een stok aan de rand van de grote cirkel. De kwetsbare vlinder die zich uit de gevangenschap wil bevrijden en de lucht in wil, tevergeefs. Het is de paradox van de vlinder dat de gevangenschap meer zegt over de vrijheid dan de vlucht, zoals het het lot van de naald is om altijd te zoeken en nooit te vinden. Daarover gaat onder meer de mythe van Rebecca Horn, een verhaal dat oneindig meer suggereert dan feitelijk toont. Zoals de tekeningen meer vertellen door de aanwezigheid van het lichaam (in mechanische vorm of als idee) waaruit de tekening voortkomt, dan door wat de tekeningen voorstellen. In die zin is het oeuvre van Rebecca Horn in hoge mate conceptueel. Wie in staat is zich van de rest van de expositie te isoleren en volledig op te gaan in een beeld, tekening of wat dan ook, die wordt deelnemer aan een verhaal dat over zoiets ongrijpbaars als de menselijke motieven gaat. De controle, de chaos, het zoeken, de aarzeling, het mannelijke en het vrouwelijke, de bevrijding, het gebaar, de droom en de werkelijkheid. Het ritme van de tijd waarin een mechanische sculptuur zich voltrekt, laat zich voelen als de hartklop. We voelen hem wel, maar zien hem niet.

verzameld werk

Rebecca Horn heeft in de veertig jaar dat ze als beeldend kunstenaar werkt een oeuvre opgebouwd dat altijd intrigeert. Dat veel laat zien en nog veel meer verbergt. Maar aan die ervaring is wel een voorwaarde verbonden, en wel dat je haar installaties en tekeningen kunt zien zoals je haar films ziet: los van het andere werk. Dat is dus het probleem van deze tentoonstelling die veertig jaar werk wil laten zien. Zoals er grote schrijvers zijn wier verzameld werk je beter niet achter elkaar kunt lezen, zo zijn er kunstenaars van wie je het werk beter niet zo bij elkaar kunt zien. Juist die opeenvolging van mechanische installaties en tekeningen legt teveel het accent op herhaling. Het resultaat is een droog verslag dat de individuele beleving steeds meer beperkt. De dingen staan elkaar in de weg. Het verhaal van Rebecca Horn vraagt afzondering in een menselijke omgeving, waar de tijd verglijdt en de zintuigen hun kansen krijgen. Waar de mens thuis is. Dat is nu net niet het geval in dit museum met zijn smetteloos witte muren, waar schotten de ruimte op een rationele en dus neutrale manier opdelen, zodanig dat het werk een aaneenschakeling van steeds meer vergelijkbare dingen wordt. Perfect gemaakt, maar allengs levenloos, hoe zeer ze ook bewegen. Dan verwijzen de objecten vooral nog naar elkaar en krijgen iets autistisch. En dat terwijl haar bodysculptures, in afzondering waargenomen, door hun precieze spirituele en culturele referenties juist zo aanspreken. Soms is één beleving, op één plaats, op één moment, genoeg.

Frits de Coninck is kunstcriticus

‘Rebecca Horn. Bodylandscapes’, tot en met 9 januari 2005, Kunstsammlung Nordrhein-Westfalen K20, Grabbeplatz 5, Düsseldorf;di t/m vr 10-18, za en zo 11-18, 1e wo 10-22; toegang € 6,50; catalogus € 28,00; www.kunstsammlung.de

Gepubliceerd in Museumtijdschrift, 2004




Terug naar overzicht