Complexe beelden à quatre mains

De beelden van Liet Heringa en Maarten van Kalsbeek zijn puur vorm. En ze zijn veel meer dan dat. Ze zijn de optelsom van vier handen, vier ogen en twee geesten

Frits de Coninck

De tentoonstelling van kunstenaarsduo Heringa/Van Kalsbeek is wervelend en verleidelijk. Zeker hier, in de tijdelijke ruimtes van het Stedelijk Museum Amsterdam. Er is in het oude postsorteercentrum helemaal niks wat afleidt, geen kleur, geen vorm, geen aardigheid. Er zijn alleen de rauwe, kale ruimtes. De beelden moeten het hier zelf doen. En dat doen ze ook. Ze overdonderen door hun schoonheid en hun grilligheid. Het zijn kunstwerken waar het oog nooit helemaal vat op krijgt.
De beelden van Heringa/VanKalsbeek zijn complex. Dat ze mooi zijn is het eenvoudigste dat je ervan kunt zeggen. Belangrijker is de vraag waar die schoonheid vandaan komt. Het is in ieder geval niet de schoonheid van een gedroomde wereld. De kunst van Heringa/Van Kalsbeek representeert geen bestaande wereld, liegt dus ook geen werkelijkheid. De beelden verwijzen naar niks anders dan naar zichzelf. Soms denk je onderdelen te herkennen, maar je komt nooit verder dan het benoemen van de materialen die je ziet. Touw, kunsthars, wol, porselein, touw, ijzer, veertjes, hout. Maar een beeld van hen is veel meer dan een optelsom van de materialen waarmee het gemaakt is. Meer ook dan de bronnen waaruit ze putten in hun werk. Meer dan een neerslag van de werelden die ze bereizen. Meer ook dan het technisch ingewikkelde proces om hun beelden te maken, meer ook dan hun bijzondere samenwerking.
De sculpturen van Heringa/Van Kalsbeek zijn barok en uitbundig van vorm en dat is een on-Nederlandse kwaliteit. Ze zijn barok in die zin dat er altijd sprake is van on-balans. Van welke kant je een beeld ook bekijkt. De vormen schieten alle kanten uit, als de slangen uit het hoofd van Medusa. Althans op het eerste oog. Want dat spel van beweging en tegenbeweging blijkt in elk beeld weer anders in elkaar te zitten, elk beeld heeft een eigen structuur, een eigen ordeningsprincipe dat het geheel bijeen houdt. Dat is het resultaat van zoeken en afwegen. Dat is ook het resultaat van de kans die het toeval en de intuïtie krijgen.
De dynamiek wordt vergroot door de grilligheid van de vormen, het gebruik van zo veel verschillende materialen en door de afwisseling van kleuren. Dat geeft hun beelden snelheid. En ruimte. Van elke kant dat een beeld bekeken wordt toont het zich anders. Sommige beelden hebben aan twee kanten een verticale wand, nooit zo hoog als het hele beeld en nooit helemaal gesloten. Dat is een vorm van schilderkunstige afsluiting die het oog nieuwsgierig maakt naar wat erachter verborgen zit. De buitenkant voert het oog naar het binnenste van het werk. Zo’n kant heeft een architectonische vorm met een visueel, theatraal effect. Ongeveer zoals de voluten aan een barokgevel: rondingen aan weerszijden van een gevel die meer massa suggereren dan in werkelijkheid het geval is. Een geval van trompe-l’oeil, net zoals het geval is in het werk van Heringa/Van Kalsbeek.

Organische groei
Liet Heringa (1966) en Maarten van Kalsbeek (1962) werken sinds 1998 officieel samen als beeldend kunstenaars onder de naam Heringa/Van Kalsbeek. Eind jaren ’80 hebben ze elkaar getroffen op de Rietveld-academie, een wisselwerking was er vanaf het begin. Studerend en werkend in Londen en aan de Ateliers hebben ze aanvankelijk ieder een eigen, individuele praktijk ontwikkeld. Toen Heringa in Londen woonde en werkte en Van Kalsbeek in Amsterdam is hun samenwerking door praktische omstandigheden op gang gekomen. De een maakte iets, legde dat vast op dia en stuurde die — nog ouderwets per post — naar de ander. Die vond daar een vervolg op, maakte daarvan weer een dia en stuurde die weer terug. En zo verder. Door die vertraagde communicatie in het pre-digitale tijdperk was er ruim de tijd voor reflectie en verdieping. En zo krijgt een beeld noodgedwongen de tijd om als een organisme te groeien.
In 1994-1995 traden Heringa en Van Kalsbeek met het eerste gezamenlijk gemaakte beeld naar buiten. Vanaf 1998 werken ze onder één naam. De bijzondere omstandigheid dat ze met vier handen aan één beeld werken, maakt dat hun werk eruit ziet zoals het is. De sculpturen zijn het resultaat van actie en reactie en dat bepaalt ook hun complexiteit.
Het begint meestal met een ‘ready-made’: een Chinees porseleinen beeldje, een stuk ijzer, een verdorde cactus die opnieuw gevuld is zodat hij voor het verval behoed wordt, of wat dan ook. Zo’n ding, een zekere toevalligheid, is de maat voor het beeld en het begin van een reeks associaties die op elkaar reageren. Het duo werkt met kunsthars dat gekleurd wordt door toevoeging van pigmenten. Het materiaal wordt gekneed, gedraaid, uitgetrokken, uitgehangen, zodat de kleuren kunnen uitlopen en uitharden. Op die tijdrovende manier ontstaat een vorm waarin alle handelingen zichtbaar blijven.
Een beeld van Heringa/Van Kalsbeek toont zijn eigen maakproces. Tussen de kunsthars door lassen, knopen en weven ze andere materialen zoals garens en touw, of veertjes die de werken iets aanraakbaars geven. Door het uithangen — de vrije werking van de zwaartekracht dus — ontstaat een plastische beweging van boven naar beneden die ze zelf ‘gietrichting’ noemen. Die vormen monteren ze zodanig in het beeld-in-ontwikkeling dat ze strijdig zijn met de gietrichting. Precies omgekeerd meestal waardoor het lijkt dat de kleuren en vormen van onder naar boven lopen. Tegen de gang van de natuur in, als een rivier die bergop stroomt. Of diagonaal of horizontaal waardoor het lijkt dat de wind de richting van het beeld bepaalt. Het zijn associaties met het natuurlijke, in beelden die ook heel artificieel zijn. Beelden die toeval en bedoeling verbinden, die een resultaat zijn van wat de kunstenaars zoeken en wat ze cadeau krijgen. Het zijn ‘Controlled accidents’ zijn het, zoals ook het boek heet dat ter gelegenheid van dit overzicht in het Stedelijk Museumuitgebracht is.

Relatie
Hun wisselwerking beschouwen Heringa en Van Kalsbeek als essentieel voor hun kunstenaarschap. Omdat de een altijd iets doet wat de ander niet verwacht, zetten ze elkaar op het verkeerde been. Want de een grijpt in op ontwikkelingen waar de ander nog geen weet van heeft. Omdat ze zo voorbij hun eigen grenzen komen, levert de werkwijze een grotere artistieke ruimte en vrijheid op dan ze ieder op zichzelf bereikt zouden hebben. Dat heeft iets paradoxaals omdat samenwerking aan een beeld in eerste instantie een beperking van de individuele vrijheid inhoudt. Maar uiteindelijk dwingt de ander het beeld altijd een onverwachte richting op en ontstaat er zo ruimte voor experiment.
Heringa en Van Kalsbeeks gecombineerde bestaan — als kunstenaarsduo en als paar — is direct verbonden met hun werk. Hun samenwerking vindt plaats parallel aan, of in ’t verlengde van, hun relatie. Het zoeken naar een evenwicht, het aftasten van elkaars mogelijkheden en beperkingen, het ingrijpen in elkaars werk , de noodzaak om zich open te stellen voor de ander, de intellectuele uitdaging. Het zijn kwaliteiten die in hun werk aan de orde komen, ongeveer zoals in een relatie. Hun werk zit op die manier dicht op hun bestaan.
Ook in die zin is het werk van Herings/Van Kalsbeek ongewoon en opmerkelijk. Het is een heel eigen, persoonlijk antwoord in een periode dat we in de kunst een gebrek aan richting zien. Een soort van leegte en betekenisloosheid waar jonge kunstenaars op reageren, in een wereld waarvan het beeld door de media wordt bepaald. Heringa/Van Kalsbeek stellen in die wereld op hun eigen manier de schoonheid aan de orde, als een persoonlijk statement. Schoonheid als een grillig proces van groei, die zich nooit in een paar woorden laat vangen, die met elke ruimte een eigen relatie aangaat.

Gepubliceerd in Het Financieele Dagblad, bijlage Persoonlijk, 22 september 2007




Terug naar overzicht