Krassen in de leegte

In de tijdelijke vestiging van het Stedelijk Museum, in het oude postgebouw bij het Centraal Station, zijn geen klassieke museumzalen, maar kale muren en vloeren waar alles mogelijk lijkt. In zo’n omgeving past een tentoonstelling van tekeningen van meest jonge kunstenaars.

De tekening zelf is een medium dat niks verhult, dat heel direct is en, materieel beschouwd, eenvoudig te maken. Een tekening kan net zo goed oningelijst getoond worden, zodat de afstand tot de kijker minimaal is. Gewoon met pins op de muur bevestigd, zoals David Bade hier met zijn weergaloze, rauwe tekeningen doet. Meestal toont hij zijn tekeningen allemaal door elkaar direct op de muur. Nu gaat hij nog wat verder. Hij tekent voor de gelegenheid à la carte, net als Ni Haifeng en Lily van der Stokker. Aan een terrastafel maakt hij ter plekke tekeningen, waar de bezoekers dus bijstaan. Dat kan alleen met tekeningen (en met performances) en Bade raakt met die act ook meteen de kern. Je hebt maagdelijk wit papier, je hebt een potlood en je zet de eerste lijn. Niks meer en ook niks minder. Dan heb je eigenlijk al een tekening, een artistieke handeling van het zuiverste water. Zo simpel, dat geldt voor geen schilder, geen beeldhouwer, geen installatiekunstenaar.

David Bade doet onbedoeld meer. Hij geeft precies aan waar het in de tentoonstelling om gaat. Het gaat om tekenen, veel meer dan over tekeningen en het brengt heel mooi in beeld wat dat inhoudt, welke kanten we aan het proces van het tekenen kunnen onderscheiden. Door Bade zien we dat ter plekke in praktijk gebracht. Tekenen is krassen in de leegte, de primairste artistieke daad die zich langzaam op papier en in tijd voltrekt. Zoeken en proberen, een vorm scheppen, een verhaal vertellen, vastleggen wat je gezien hebt. Als je geen andere hulpmiddelen ter beschikking staan, kun je al toveren met een potlood en papier. Zonder omwegen, zonder veel kans op manipulatie. De afstand tussen de tekenende hand en het denkende hoofd kan niet korter zijn. Niets wat afleidt of verhult. Daarom kan de tekening ook zo genadeloos zijn.

atelier

Roel Arkesteijn, die als gastconservator en voorzitter van de selectiecommissie verantwoordelijk is voor de tentoonstelling, heeft uit de 470 tekenaars die werk inzonden er 30 gekozen die de tekening op radicale manier aan de orde stellen. In het lange proces van kijken en selecteren tekende zich in zijn hoofd allengs een aantal types af, vijf om precies te zijn, en die gebruikt hij als ordenend principe. De eerste categorie is de tekening als een soort ‘mindmap’, niet bedoeld als een kant en klaar kunstwerk maar eerder een vorm van onderzoek. Een schets dus die de grenzen onderzoekt van de tekening. Zo gebruikt wordt de tekening een soort atelier waar het nog vrij spreken is, waar nog alles kan.

Tot zijn tweede categorie rekent hij tekenaars die de tekening gebruiken om de herinnering vast te leggen en de tijd in beeld te brengen. Zo werkt Marcel van Eeden die een encyclopedie aanlegt van getekende beelden die een wereld laten zien van vóór zijn geboorte. Marco Pardo tekent en krast op het celluloid van oude films die hij vond op zolder van de oude bioscoop van zijn vader in Lima. De oude versleten filmbeelden worden door zijn ingrepen getransformeerd tot tekening die hij projecteert in lichtkasten. Een bewegende tekening die tijd overbrugt.

De tekening is bij uitstek een middel om momenten vast te leggen als remedie tegen het vergeten. Met een tekening bewijs je elke dag dat je bestaat zonder dat meteen alles gezegd wordt. Dat maakt ook dat een tekening, meer dan een schilderij, installatie of beeld, iets tijdelijks heeft en onaf is. Zoiets als een dagboek.

Tot het derde type behoren de tekeningen die een verhaal vertellen. Een uitgesproken voorbeeld hiervan is Iris van Dongen. Ze verplaatst de kijker naar diverse periodes of verschijnselen uit onze cultuur met meestal de vrouw in een centrale rol. Sommige tekeningen hebben een ‘gothic’ sfeer maar eenduidig is dat nooit. Een tekening van haar is een volkomen autonoom verhaal in een gesloten wereld. Op de grens van droom en waken. Min of meer tot deze categorie zou je ook de rauwe, dynamische tekeningen van Charlotte Schleiffert kunnen rekenen. Een anarchistische wereld, snel, karikaturaal, agressief getekend. De tegenstelling met een andere ‘rising star’ is interessant. De Zuid-Afrikaanse Ina van Zyl tekent heel geconcentreerd en langzaam, grote herkenbare, alledaagse dingen op een relatief klein blad. Alsof haar schoenen, tenen en handen ingeklemd zitten tussen de randen van het papier. Deze tekeningen worden hier ondergebracht bij de rubriek identiteit of representatie. Tekeningen die uitgaan van de gedaante die de dingen hebben in de visuele wereld. Ina van Zyl zet die vormen vervolgens zo onder druk dat het gewone intiem wordt en een eigen psychologie krijgt.

De vijfde categorie is die van de tekening als handeling op zich zelf. Hier gaat het om de tekening als proces van handelen, en dus om lijn en vlak. Marc Nagtzaam is daar de meest uitgesproken vertegenwoordiger van met zijn zorgvuldig gecomponeerde, volkomen abstracte lijntekeningen. Juist van deze rubriek die de uitvoerende kant van het tekenen benoemt, zou je kunnen zeggen dat die opgaat voor elke tekening en dus meer iets zegt over het tekenen zelf.

Er is nog zo’n typische tekenkwaliteit die eigenlijk nergens onder te brengen is. Op veel tekeningen zie je uitgegumde lijnen, letterlijk verdoezeld, zo de suggestie wekkend van een schaduwtekening. Rosemin Hendriks werkt daar in haar gezichten, gevormd door contourlijnen, heel bewust mee. Tussen de zwarte, scherpe contouren van neus en mond zie je half uitgegumde lijnen die bijna achteloos de veel prominentere contouren verbinden. Het zijn die schemerige net-niet-lijnen die het beeld bijeen houden. Sema Bekirovic, tweedejaars Rijksakademie, maakt dat verdoezelen tot onderwerp van haar ‘tekeningen’. Ze toont een video waarop je een van onderaf gefilmde glasplaat ziet waarop slakken een slijmerig spoor trekken dat vervolgens ook weer opdroogt en dus langzaam zichzelf verdoezelt.

Deze tentoonstelling over tekenen gaat dus verder dan het potlood op papier. We zien ook video’s, films, muurschilderingen en geluidsinstallaties. Een tentoonstelling die haar eigen grenzen overschrijdt, net zoals de individuele tekeningen zich nooit helemaal blijken te voegen in de typologie. Het tekenen is gelukkig weerbarstig en eigengereid. Dat is wat deze tentoonstelling bijzonder maakt.

Gepubliceerd in Museumtijdschrift, juli 2007




Terug naar overzicht