Als het water stroomt

 

 

De installatie Frequenties is van een ongewone grootte. Zeker voor Pieter Bijwaard, de tekenaar, die liefst niet anders werkt dan op een tekenblad van 32,5 bij 25 cm. Zijn lijfsmaat. En dan nu Frequenties, een installatie die uit vijf panelen bestaat en die overweldigt door zijn omvang en door het vloeiende ritme van zijn kleur. Een abstract beeld dat berust op subtiele variatie en herhaling. Alsof aan het kijken geen einde kan komen.

 

Wat zich op het eerste oog aandient als grote ritmisch opgebouwde vlakken waarin de kleuren meanderen en alle kanten uit lijken te gaan, blijkt op detailniveau een zorgvuldig geordend spel van ontelbare kleine elementen in kleur. Ze hebben de vorm van stukjes uit een klassieke legpuzzel, met dat karakteristiek profiel dat exact en maar op één manier past in de tegenvorm van de aanliggende andere stukjes om met elkaar die ene bedoelde voorstelling tevoorschijn te halen.

In de handen van Pieter Bijwaard is het stukje voor stukje geschapen beeld geen voorstelling van de overbekende wereld maar een abstracte compositie in kleur. Tezamen vormen al die kleine elementen een open, ritmisch en voortdurend veranderend beeld, een autonoom beeld dat op geen enkele wijze lijkt op iets dat in de concreet zichtbare wereld is terug te vinden en dus alleen maar naar zichzelf verwijst. Een stil beeld dat uiteindelijk blijkt te bestaan uit 42.525 puzzelstukjes, zelf gemaakt en op kleur gebracht.

 

Het begon met toeval. Ergens in een winkel zag hij een stansapparaat dat intrigeerde door zijn bijzondere vorm. Zo’n apparaatje waarmee je vormen kunt maken in papier. Met enige vertraging kwam het besef dat zo’n ding iets voor hem kon zijn. Hij, de tekenaar, die het papier zo door en door kent als het veld waarop hij zijn potlood laat bouwen aan een eigen wereld, zag de kans het papier zelf tot vorm te maken, hoe klein ook. Het stansapparaat bood hem een weg die hij op kon gaan zonder ook maar enig idee te hebben waar die zou uitkomen. Het besef dat hij iets zou kunnen vinden zonder te zoeken, was voldoende. Hij koos 250 grams papier van het merk Rives, dun genoeg om te voelen, dik genoeg om puzzelstukjes te zijn die in elkaar konden passen. Het papier bracht hij op kleur. Hij begon met negen stukjes die samen een vierkant vormen en deed dat zeven keer, in wisselende composities. Zo ontstond een rij. En daaronder maakte hij nog twee rijen, die met elkaar een groot vlak vormen. Daarna nam hij de tijd om te kijken, naar de vorm, de compositie, het ontstane ritme, de herhaling en de samenhang.

Toen kwam het tweede vlak van weer drie rijen van zeven vierkanten die elk weer bestaan uit negen verschillende puzzelstukjes. En zo verder. Kijkend, leggend, componerend. Bouwend aan een beeld dat zichzelf stuurt, met de kunstenaar als intermediair. Is dit denken? Is dit zuiver intuïtie? Voor Pieter Bijwaard is het beide. De hele compositie verdeeld over vijf grote panelen is een samenspel van gevoel voor het materiële, kennis van kleur en verlangen naar ritme en eenheid. Binnen die hem vertrouwde en bekende paradigma’s weet hij dat hij uit wil komen bij het onbekende. Het onderweg zijn is het doel, niet het aankomen dat daar het onvermijdelijke gevolg van is. Het leggen van de puzzelstukjes is het proces waar het om gaat, een proces waar je helemaal in opgenomen moet zijn om het te laten gebeuren en dat zich daardoor voltrekt als in een trance. Een proces dat min of meer bij toeval begint met een stansapparaat en 42.525 stukjes papier verder eindigt. Voor Pieter Bijwaard lag daar geen strategie aan ten grondslag, en nog minder een rationele beslissing. Hij wilde alleen maar uitkomen bij iets dat er nog niet is, ergens in de tijd, ergens in de ruimte.

 

Met het minuscule puzzelstukje is ook iets bijzonders aan de hand. Het is een vorm en niet meer dan dat, iets dat er op zichzelf heel weinig toe doet maar dat een noodzakelijk element is in het grotere geheel. Het verdwijnt in het beeld dat zonder dat stukje niet zou kunnen bestaan. Als het maar klein genoeg is en eindeloos wordt herhaald ontstaat vanzelf een beeld, en in Frequenties is het een beeld dat zindert van kleur, dat stroom als een rivier. Elk van de 42.525 stukjes is een druppel water. Als je er maar genoeg van hebt en met elkaar verbindt, ontstaat de stroom vanzelf.

 

Pieter Bijwaard is een tekenaar die van het spel houdt en voor wie het tekenen een altijd doorgaande weg is. De ene tekening groeit uit de andere. Hij zoekt geen sokkel waarop een tekening zich verheft en tot stilstand komt. Als hij iets zoekt, dan is dat de volgende stap op een weg waarvan hij hooguit een vermoeden heeft waar die toe leidt. Tekenen is voor hem als het stromen van water, vloeiend, ongrijpbaar en eindeloos. Maar ook bij hem kan het water niet zonder oevers. De tekening heeft vorm nodig. Dat is de paradox van de beperking die naar vrijheid leidt. Als de vorm goed is, krijgt de tekening de ruimte om te stromen en komt het beeld vanzelf. Het is als het rimpelen van het wateroppervlak: dat is er, maar telkens als we kijken dient het zich anders aan. Het is het raadsel van het beeld, het versluieren dat inzicht geeft.

Aan de muur in Pieter Bijwaards woonkamer hangen vier tekeningen bij elkaar, twee boven, twee onder. Een strak geordend tableau dat de verschillende richtingen laat zien die zijn tekeningen uitgaan. Er is de ritmische tekening waarop de kleurvlakken in een u-vorm een ritme vormen, ogenschijnlijk zonder begin en zonder einde. Daarover heen lijken zes verschillend gekleurde bollen een plaats op te eisen in het hechte ritme van vlakjes. Ze verstoren de stilte van de ordening die ze tegelijk ook bevestigen door eraan deel te nemen, maar dan wel een beetje uit de pas. Ernaast hangt een figuratieve tekening die met een paar lijnen een figuur in beweging oproept. Een minimaal getekende schim die thuis is in het platte vlak van het papier. Een paar lijnen, een paar vlekken en een elegante krul van de tekenende pen in het luchtledige: meer dan genoeg om een verhaal op te roepen in de witte wereld van het papier.

Er is de expressieve tekening die lijnen toont die van links naar rechts gaan. De een wat dikker, de ander wat dunner, maar allemaal in zekere mate vloeiend. Het zijn allemaal lijnen die niet genoeg hebben aan zichzelf maar ook niet precies weten waarheen te gaan. Lijnen die uit willen lopen tot een vlak. Ook hier heeft Pieter Bijwaard de grenzen gesteld om de stroom te bedwingen en een richting in te sturen. Aan weerszijden en aan de onderkant heeft hij strakke zwarte banen getrokken die het speelveld vormen waarbinnen de lijnen hun gang mogen gaan. Aan de bovenkant is de tekening open en gloort de vrijheid, alsof de lijnen daar verder mogen gaan, maar dan wel buiten beeld.

Het kwartet wordt compleet met een tekening die een compositiestudie is. Onder een doorlopende zwarte lijn die de tekening in tweeën deelt, heeft hij een grote rechthoek getekend die geflankeerd wordt door twee smalle stroken. Een bijna Mondriaan-eske verovering van het platte vlak. Daarboven twee lichtblauwe en twee zwarte vierkanten die de zijkanten van het tekenvlak opzoeken, alsof ze een prominente plaats willen innemen in het beeld en tegelijk ruimte proberen te maken. Want onder de strengheid van de abstracte structuur bevindt zich het los geschilderde vlak dat wil stromen en door wil stromen, en zich nooit helemaal laat indijken.

Dit viertal is te lezen als een pars pro toto voor het oeuvre van Pieter Bijwaard.

 

Vrijwel alle werken op papier hebben hetzelfde formaat, een standaardmaat die een formele eenheid schept in zijn oeuvre. Hij las in de jaren zeventig van de vorige eeuw over een maateenheid die Chinese architecten voeren en die gebaseerd is op de lengte van de onderarm en de bovenarm. Die blijken respectievelijk exact 32,5 en 25 centimeter lang te zijn. Hij wil het blad duidelijk even groot hebben als de arm is die het potlood voert. Dat houdt het papier dichtbij en daarmee laat de tekening zich ook lezen als een extensie van Pieter Bijwaard zelf. Dat tekent de kunstenaar. Het formaat is de familieband die de beelden bij elkaar houdt, en daarmee ook de ideeën, de lijnen en de kleuren. Alles hangt bij hem met alles samen.

Wat het vaste formaat papier in het klein is, is de kast in zijn atelier in het groot. Daar liggen zijn tekeningen, op jaar van ontstaan gesorteerd en samen gehouden in kleurige cassettes. Een plattegrond van vele jaren kunstenaarschap, ernstig en precies en nooit wetend waar het uitkomt. Als het maar stroomt.

 

Publicatie “Ontmoeting nr. 20” van De Ketelfactory, Schiedam. Mei 2014

 




Terug naar overzicht