Ik besta waar jij me aanraakt

Alles in het werk van Karin Arink (1967) draait om het lichaam. Wat je ziet in het museum in Schiedam aan installaties, tekeningen, beelden, teksten en projecties, het heeft allemaal met de vorm van het lichaam te maken. Preciezer gezegd, ze suggereren het lichaam; het lichaam zelf is afwezig. Arink onderzoekt de vormen waarin het lichaam zich manifesteert. En hoe het lichaam via de omhulling communiceert met de wereld eromheen. Het ik en de ander, en daartussen het lichaam als overgangsgebied. Of om met in de woorden van Arink zelf te zeggen: ik besta daar waar jij me aanraakt.

De tentoonstelling is ingericht op een manier die model staat voor haar denken. Ze benoemt en benadert het lijf in fasen, als schillen om de vrucht. Ze ziet het lichaam als een buitenkant, vervolgens als een verbinding met de ander en tenslotte als een binnenwereld. En zo is haar werk ook verdeeld over de verschillende zalen. Zo denkt ze over lichaam en identiteit en zo treed je als bezoeker ook langzaam haar werk en haar wereld binnen. Haar werk, dat gaat over haar zelf. Over identiteit, over bestaan in relatie tot anderen, over lichaam en geest, over wat je voelt en wat je denkt, over het tastbare en vooral over het ongrijpbare. Want in haar optiek is het bestaan een fluïdum. Niets staat vast, niets staat op zichzelf. En dus onderzoek je alles.

In de eerste zaal: CutDressCutPhoto, een fotografisch beeld met meerdere lagen dat je als bezoeker op een beslissend spoor zet. We zien de kunstenares met een fototoestel in de aanslag. Zo fotografeert ze zichzelf staande voor een spiegel. Met een lens die frontaal op de kijker is gericht. Wat feitelijk haar spiegelbeeld is, wordt een beeld waarin de kijker gevangen wordt. Wij kijken niet alleen, we worden vooral bekeken. Daarmee zijn we fysiek betrokken in het beeld. De jurk die ze draagt is in aan flarden gereten en door die openingen zien we stukken van de onderliggende huid. De foto zelf is ook weer gescheurd. Beeld en beelddrager zijn opengetrokken. Alsof je laag voor laag weghaalt, alles verwijdert wat omhult om uiteindelijk tot het wezen der dingen te geraken. Op zoek naar je zelf, op zoek naar je bestaan. En dat geldt net zo goed de kunstenaar als de kijker. Het zoeken naar de identiteit is iets wat elke mens aangaat.

Karin Arink doet dat op een indringende manier. Geen middel blijft onbenut. Er zijn foto’s te zien, tekeningen; er zijn video’s en animaties, beelden in hout, vinyl, polyester, keramiek. En vooral heel veel beelden in textiel, een materiaal dat in de beeldende kunst nooit zo’n prominente plaats heeft verworven maar dat door haar op een ongelooflijke manier gebruikt wordt. Het boegbeeld van deze tentoonstelling is haar beeld X-pose (your self to me) uit 2001. Ook hier is het uitgangspunt het lichaam dat een x-vorm krijgt als de benen en armen wijd gestrekt zijn. Die houding is omgezet in rood geschilderd katoen: een romp in het midden van waaruit repen stof naar boven en naar onder tussen twee houten stokken gespannen zijn. Het lijken ledematen, maar aan die letterlijkheid gaat dit beeld voorbij. Zoals in elk beeld van Arink gaat de letterlijke verwijzing over in een vrije, geabstraheerde vorm. Een beeld is in de eerste plaats een vorm die functioneert in de ruimte, die een mentaal contact zoekt met de kijker en die zo nieuwe betekenissen oproept. Psychologisch, sociaal, emotioneel, existentieel, de beelden van Arink raken aan alles en vertellen daar niet over maar roepen op. Juist door het materiaal dat ze gebruikt. De koele, huidachtige keramiek, het gladde polyester waar emoties langs afglijden, de warmte van het hout. Maar het meest van al zijn emoties verbonden met de textiele beelden. Het satijn dat in de kleur roze uitgesproken sensueel is, in grijs ingetogen is en afstand schept en in wit kwetsbaarheid en onschuld oproept. Ze behandelt de stof als een tweede huid. En net als een huid wil je de stof aanraken om contact te krijgen met het lichaam waarvan de stof de plastische vorm aanneemt. Een en al suggestie van lichamelijkheid. De stof als huid, warm en veilig genoeg om de binnenwereld te beschermen en anderzijds sensitief genoeg om met het lichaam van de ander in verbinding te komen. Het beeld Kooi uit 1997 is een lijfje van witte stof dat aan het plafond hangt. Waar het lichaam zit is de stof opengewerkt met horizontale verbindingen zodat inderdaad een idee van kooi ontstaat. Het lichaam in gevangenschap, terwijl het beeld in vrijheid en onschuld in de ruimte hangt en zo identiteit krijgt. Naar beneden toe twee repen stof die zo uitgerekt zijn dat ze op de grond krullen. Zo onnatuurlijk lang, dat zijn geen benen meer, dit is een ijl en kwetsbaar beeld dat een eigen verhaal vertelt. Over het lichaam dat onontkoombaar is maar hier, in het oeuvre van Karin Arink, alleen als idee aanwezig is. Een idee dat ze langs ontelbaar veel omwegen benadert.

Gepubliceerd in Het Financieele Dagblad, bijlage Persoonlijk, 23 augustus 2008




Terug naar overzicht